Als kind van zeven kwam ik in Putten pal tegenover het standbeeld 'het vrouwtje van Putten' te wonen. Ze stond hoog, omringd door groen. Ik vond het een mooi parkje. Dat het iets betekende hoorde ik later van mijn vader. Mijn ouders woonden in 1944 in Ermelo en zagen in de avond en nacht van maandag 2 oktober grote rookwolken en een rode gloed boven Putten. Puttenaren die het dorp waren ontvlucht vertelden wat er was gebeurd. De Duitsers hadden honderden mannen opgepakt en het dorp in brand gestoken. Toen mijn vader in 1960 met zijn gezin in Putten domicilie koos kwamen zijn herinneringen en verhalen weer naar boven.
Drie jaar later verlieten we Putten weer, maar ik wist nu wel waarom die stenen vrouw tegenover ons huis stond. En wat al die 600 vierkantjes van buxushaag voorstelden waar zij op neer keek. Ze zijn het symbool voor het aantal mannen, dat in oktober 1944 door de Duitse bezetter werd opgepakt en afgevoerd naar werkkampen in Noord-Duitsland. Tot op de dag van vandaag zijn de wonden bij nabestaanden niet geheeld. De Kinderen van Putten gaat over de nagalm van die donkere oktoberdagen. Het laat onverbloemd zien hoe kinderen van weggevoerde vaders nog steeds kampen met verdriet.
Aanleiding tot de razzia was een aanslag van het verzet op een auto met Duitse officieren tussen Nijkerk en Putten op 30 september 1944. Deze mislukte. Als represaille pakten de Duitsers met behulp van Nederlandse politieagenten op zondag 1 oktober 660 mannen in het dorp op. Ze werden gevangen gezet in de hervormde kerk in het centrum en de naast gelegen school. Een dag later werden ze per trein afgevoerd naar kamp Amersfoort. Van hen werden daar nog 59 vrijgelaten. De overgeblevenen gingen op transport naar het concentratiekamp Neuengamme. Tijdens de reis er naartoe sprongen nog 13 mannen uit de trein. 540 mannen kwamen om het leven in de kampen. 48 zagen Putten terug in levende lijve. Op 2 oktober staken de Duitsers ruim 80 huizen in het dorp in brand.
Op latere leeftijd las ik er boeken over en kon me een betere voorstelling maken van wat zich in 'mijn' dorp had afgespeeld. Het waren Putten op de Veluwe van Koos Groen en Willem G. van Maanen uit 1977 en De tragedie der Puttenaren van psychiater A. van Dantzig uit 1946 (hij zat ook in het concentratiekamp). De auteurs schetsen als belangrijkste oorzaak van de tragedie als zou de orthodox godsdienstige mentaliteit en hun overwegende beroep als landbouwer debet zijn aan deportatie en hoge sterfte van de Putter mannen in de kampen. Hun lijdzaamheid en gehoorzaamheid zouden de doorslag hebben gegeven niet bestand te zijn tegen het kampleven. Ze konden zich niet aanpassen. Putten, de razzia en de herinnering van Madelon de Keizer richtte de blik op het verwerken van de rouw bij nabestaanden van opgepakte en later gestorven mannen en echtgenoten. Zij concludeerde dat er in Putten in de loop der jaren een collectieve rouwverwerking had plaatsgevonden. In herdenkingsbijeenkomsten, kerkdiensten, wederzijdse contacten met bewoners van de Noord-Duitse plaats waar het kamp was gelegen en het bouwen van een gedachteniscentrum aan de rand van het dorp.
Maar hoe kijken individuele bewoners en nazaten van de gedeporteerde mannen zelf aan tegen wat er gebeurde en hun familie is overkomen? Die vraag stelde Marleen van Westing. Zij ging in Putten zelf te rade en interviewde 18 kinderen uit gezinnen van wie de vader bij de razzia was opgepakt. Deze kinderen waren destijds tussen de 1 en 16 jaar oud. Nu mensen van in de 60 en 70 jaar. Westing schreef er een doctoraalscriptie over en bewerkte dit tot een boek. Ze ondervroeg de kinderen wat ze zich herinneren van de razzia, hoe het was in de oorlogsjaren zonder vader, wat er gebeurde vlak na bevrijding en over de verwerking van hun leed.
In De Kinderen van Putten, de razzia en de gevolgen komen uit de verhalen van de kinderen allesbehalve laffe, volgzame en lijdzame vaders naar voren. Veel van hen die hoorden dat ze zich moesten melden op die 1 oktober, voelden er niets voor en deden moeite zich te verbergen.
De hardnekkige mythe van de gedeporteerde Putter mannen als dociele christenen en ouderwetse landbouwers houdt in het boek van Van Westing geen stand. Om twee redenen niet. Wat tot nu toe steeds buiten beschouwing is gelaten is het aantal niet-Puttenaren dat op 1 oktober bij de groep opgepakten hoorde en werd afgevoerd. Van de 588 omgekomen Puttenaren kwamen er 147 niet uit het dorp. Het waren evacués uit Arnhem en omgeving, logés of toevallige passanten. Dit waren geen 'landbouwers' en orthodoxe christenen. Maar ze lieten evenals de autochtone Putters ook snel het leven in de kampen.
De belangrijkste oorzaak van de hoge sterfte van de gevangen Puttenaren waren de rampzalige omstandigheden in de kampen. Elke vorm van gezondheidszorg ontbrak, er heersten dysenterie, tyfus en tb. Het werk in de vorm van het graven van tankwallen was zwaar. Het eten uiterst schaars. Van de gedeporteerden uit Putten kwam 92% om het leven. Het gemiddelde voor de Duitse werkkampen was 85%. Geen uitzonderlijke uitschieter. Bovendien was Neuengamme een vernietigingskamp, Vernichtung durch Arbeit. Niet de mentaliteit, maar de rampzalige omstandigheden werden hun dood. Opvallend uit Van Westing' s interviews zijn de opmerkingen over het verwerken van het verleden. Waar De Keizer spreekt van een collectieve rouwverwerking, blijkt bij individuele nazaten dat pijn en verdriet bij de achtergebleven moeders achter gesloten luiken zijn gebleven. De meeste kinderen merkten dit verdriet wel op, maar over de razzia en de gevolgen ervan werd thuis amper een woord gesproken.
Als je Putten binnenrijdt via de Dorpsstraat valt je oog ongewild op het standbeeld de Vrouw van Putten. In haar rechterhand knelt ze een zakdoek. Voor de tranen over zoveel verwoeste levens. Voor sommige kinderen van de razzia zijn tot op de dag van vandaag de wonden nooit geheeld, zegt Marleen van Westing. Hoeveel Puttenaren zelf zullen daar nog aandacht voor hebben? In hun midden woont nog steeds een groot aantal van de 606 kinderen van wie de vader in 1944 is opgepakt en omgekomen.
Laurens R