De Welwillenden is de imposante vuistdikke tweede roman van Jonathan Littell. Het boek geeft een minitieus verslag van het leven van Maximilien Aue tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Het verhaal is vanuit het ik-perspectief geschreven en begint vlak na Hitler-Duitsland's aanval op Rusland. Aue is intellectueel, klassiek geschoold en overtuigd nationaal socialist. Hij is Obersturmführer bij de SS met als opdracht het liquideren van de joden in de versveroverde gebieden. Zijn SS-Einsatzkommando opereert kort achter het front en achteréénvolgens komt Aue terecht in Zjitomir, Kiev, Charkov, de Krim (op verlof), de Kaukasus en tenslotte in Stalingrad. Daar raakt hij ernstig gewond en wordt hij per vliegtuig geëvacueerd.
Na zijn herstel krijgt hij promotie en een nieuwe opdracht van Reichsführer Himmler himself. Hij moet gaan onderzoeken waarom het maar niet opschiet met de tewerkstelling van de joden (Arbeitseinsatz) in de concentratiekampen. Aue bezoekt Sobibor en Auschwitz en brengt methodisch in kaart welke factoren de productiviteit zo laag houden.
Daarna krijgt hij de leiding over een overkoepelende kommissie met als opdracht de inzet van joden vanuit de kampen voor de oorlogsindustrie te verhogen. In die hoedanigheid begeeft hij zich in de hoogste nazi-echelons, hij komt veel bij Adolf Eichmann over de vloer en is hij nauw betrokken bij de deportatie van de Hongaarse joden. Eén van zijn laatste klussen betreft het ontruimen van Auschwitz en het transport van de gedetineerden (te voet) naar het westen.
De kansen van de Duitsers keren daarna snel, Berlijn wordt zwaar gebombardeerd en de Russen naderen. In een zeer dynamisch en bloederig eindspel nemen de lotgevallen van Aue hier rare wendingen. De meeste hoofdpersonen komen nog even terug, en de verhaallijnen sluiten zich.
De setting van het verhaal is in indrukwekkende mate realistisch en op historische feiten gestaafd. Alle data en getallen kloppen en veel figuranten zijn historische personen. De beschrijving van de slag van Stalingrad klopt tot in de kleinste details: de tractorfabriek, de Barmaley fontijn, van gebouw tot gebouw en van dag tot dag. Ook de gedetailleerde uitéénzettingen over de organisatie van de jodenvernietiging, de bureaucratische problemen en de politieke en ambtelijke infight tussen de verschillende rijksonderdelen en hun leiders wijst op diepgaande research door Littell. Het boek biedt zo een zeer grondig en up-to-date inzicht in de feiten, achtergronden en ideologiën van het derde rijk en zijn ondergang.
Hiertussendoor door speelt Aue's evenzo bizarre persoonlijke verhaal. We krijgen diverse inkijkjes in zijn jeugd, de incestueuze verhouding met zijn tweelingzus Una en zijn daaruit voorkomend geperverteerde seksleven.
Aue, als overtuigd nationaal-socialist, toont in zijn verslag weinig tekenen van berouw, medeleven of andere sentimenten. De hele Endlösung is in zijn visie misschien een vergissing, wel akelig en onaangenaam, maar niet meer dan dat. Hij beschrijft in nuchtere neutrale taal de diverse Aktionen waar vele tienduizenden joden geëxecuteerd worden, aanvankelijk alleen de mannen, maar later ook de vrouwen en kinderen. Meestal bevindt Aue zich aan de leidinggevende kant en houdt hij fysiek de handen schoon, maar soms, zoals in Kiev (Babi Yar), moet hij ook zelf het vuile werk opknappen.
Wel grijpt het massale moorden hem fysiek aan. Overal waar hij met gruwelen geconfronteerd wordt krijgt hij last van misselijkheid en ander lichamelijk ongemak.
Wat dit boek uniek maakt is het dadersperspectief waarin de misdaden gerechtvaardigd worden. Deze invalshoek laat goed zien hoe iedereen, van intellectueel tot arbeider, meegezogen werd in de spiraal van mishandeling en massamoord. Hoe uitgebreide bureaucratie, onachtzaamheid, desinteresse, opzettelijke vage commandostructuren en een allesverhullend jargon de schuldvragen verdoezelde en niemand zich verantwoordelijk voelde.
De verpersoonlijking die soms optreedt tussen lezer en schrijver is in dit licht heel effectief en confronterend. Wanneer Aue opmerkt dat de lezer in dergelijke gevallen precies hetzelfde zou hebben gehandeld, bekruipt een onbehaaglijk gevoel.
Wat betreft de plot en de verhandelingen van de hoofdpersoon zelf is het boek hier en daar wat minder geslaagd. Littell heeft in één keer de totaalroman willen schrijven. De combinatie van Grieks klassieke thema's met de zwaar op Freud leunende psychologische ontwikkeling van Aue zelf zijn wat over-the-top en te weinig uitgewerkt. De slapstick-achtige Jansen en Jansen detectives Clemens en Wezer die tot het einde toe opduiken zijn erg onrealistisch. Het laatste hoofdstuk tenslotte heeft teveel weg van een first-person shooter in het eindlevel van het spel Battle-of-Berlin.
Dat alles zijn echter slechts kleine smetjes op een overdonderend knap geschreven boek, dat zijn lezer als een wijzer mens achterlaat.
Peter R