Ziekte en liefde in Litouwen.
Mobile R?ntgenstatione. Jurgis Kuncinas. (uitg. Athena, 202 p.) 
Schildering op de barricaden van de opstand in 1991 in Vilnius.
Een gesjeesde student en mobiele r?ntgenbussen spelen de hoofdrol in deze buitengewone Bildungsroman van de Litouwse schrijver Jurgis Kuncinas. Hij werd geboren in de plaats Alytus in 1946 en studeerde Duitse taal- en letterkunde aan de universiteit van Vilnius, de hoofdstad van Litouwen. Hij vertaalde onder meer D?rrenmatt, Borchert en Brussig en hij schrijft kritieken, po?zie, romans en verhalen. Sinds 1983 werkt hij zelfstandig. Het decor van Mobile R?ntgenstatione (vertaald uit het Litouws door Klaus Berthel) is een land en een tijd die ons in het westen tamelijk vreemd zijn: Litouwen ten tijde van de Russische bezetting en de jaren daarna. De grootste repressie van Stalin is voorbij en Chroetsjov bestuurt het Kremlin en de satellietstaten, waaronder Litouwen. Tsjechoslowakije wordt bezet in 1968, de spoetnik is dan al lang gelanceerd en schepen met kernwapens stomen op naar Cuba. Gebeurtenissen die diep ingrepen in de wereldpolitiek en levens van mensen. De hoofdpersoon, wiens naam we niet komen te weten, lijken ze nauwelijks te deren, zo gepreoccupeerd is hij met zijn eigen leven. Hij is hard op weg naar volwassenheid vol liefdesgeschiedenissen, maar vooral bezig met het bedenken van allerlei ziekten om de militaire dienst te ontlopen.

Tweede hoofdrolspeler in het boek zijn de r?ntgenbussen. Apparaten die moeten voorkomen dat 'ziekten', toegeschreven aan het verderfelijke Westen, zich in de Sovjet Unie uitbreiden. De hoofdpersoon wordt gevraagd over die r?ntgenbussen een filmscript te maken. Hij verdiept zich in het ontstaan ervan, in de uitvinder en de rol die ze vervullen in de samenleving. Maar tegelijkertijd ziet hij er een kans in om hoe hij allerlei gefingeerde kwalen aan kan wenden om de militaire dienst te ontduiken, om niet te worden ingelijfd met Tataren, Oezbeken en Mongolen om ‘onze bevriende staat Tsjechi? te bevrijden.’ ‘Ik vreesde het leger niet, ik haatte het gewoonweg’.

De schrijfstijl is nuchter, maar ook filosofisch, soms van een po?tische schoonheid als een tegenwicht tegen de alledaagse strijd zijn leven naar wens in te richten. Vooral het beginhoofdstuk, getiteld Nullzyklus, is een parelend begin.
De verhaallijnen van de r?ntgenbussen, de liefdesgeschiedenissen en de kijkjes op de bezette staat Litouwen zijn intelligent in elkaar geweven. Ze versterken elkaar in de compositie van het boek. Uit het verhaal spreekt een gelatenheid over het lot dat de held treft, benadrukt door de relativerende toon. Tegelijkertijd echter wordt er subtiele geestelijke tegenstand geboden tegen verplichtingen en discipline. Mooi en hilarisch zijn de door het boek gestrooide karikaturen van de Sovjetbureaucratie en het vijanddenken tegenover het Westen.

Inzichtelijk zijn de passages waarin de innerlijke wereld van gevoelens en gedachten van de hoofdpersoon, de volwassene en kunstenaar in wording, worden verteld. De mobiele r?ntgenstations, eigenlijk de hoofdrolspelers van deze roman, komen uiteindelijk roemloos ten einde, zoals het Sovjetsysteem in elkaar zakt en uit het leven van de Litouwers verdwijnt, als een kaal wrak dat de argeloze burger nog wel eens tegenkomt als een karkas in het bos, maar geen kwaad meer kan aanrichten. De r?ntgenbussen zijn een fraaie vondst als metafoor voor het alziend oog van de staat, die mensen doorlicht op zoek naar 'ziekten', maar zo tegelijkertijd stiekem een kijkje in hun ziel kan nemen. En bovendien de binnenkant van de hoofdpersoon toont.

Kuncinas' verhaal speelt in een sfeer en een tijd die veraf lijken. In een cultuur, die evenals de hoofdpersoon, worstelt om vanuit 50 jaar dominantie door een vreemde mogendheid volwassen te worden. Anderzijds zitten er algemeen menselijke eigenschappen in de hoofdpersoon, die ook wij in het Westen zullen herkennen. Het zijn echter de sfeer, het decor, de onbekende cultuur van deze Baltische staat, zijn inwoners en zijn historie, die de roman zo bijzonder maken. Alleen dat is het al waard om dit boek een prominente plek te geven op het bescheiden stapeltje (her)ontdekte Oost-Europese literatuur.

Het initiatief van dit boek een vertaling -in het Duits- te maken is lovenswaardig en verdient navolging voor andere landen in Europa. Litouwen wordt niet voor niets vanaf de zomer van 2004 een 'naaste' buur en economische en culturele bondgenoot in het verenigd Europa. De cultuur van de Baltische staten mag zo langzamerhand ook wel wat meer doorsijpelen naar de Noordzeekusten. Onze literaire blik is nog altijd naar het Westen en Angelsaksisch gericht. Nederlandse vertalingen van Poolse schrijvers groeien al in bescheiden aantal. Nu nog een stapje oostelijker om ook de Baltische literatuur onze grenzen binnen te halen.

Kuncinas bewijst dat er nog heel wat onbekende en ongekende originele en hoogstaande literatoren aan de Oostzee zijn te vinden. Schrijvers die een heel andere problematiek beschrijven uit een persoonlijke achtergrond en een historie die ons zo vreemd is, maar het zeker verdient gekend te worden. De Duitsers tonen met hun vertalingen van de Balten al veel affiniteit met deze literatuur. Nu de Nederlanders nog. Kuncinas heeft bewezen niet alleen het wordende innerlijk van een kunstenaar en zijn slingerende soms lachwekkende weg tot volwassenheid fraai te beschrijven, maar er zelf ook een van formaat te zijn.
13 februari 2004