Een Magellaense ontdekkingsreis over de Autoroute du soleil
De autonauten van de kosmosnelweg. Julio Cort?zar, Carol Dunlop. (uitg. Meulenhoff, 328 p.) 
Met een bloedgang blazen Belgen en Nederlanders jaarlijks over de Autoroute du Soleil naar hun Franse vakantiestek. Van tolpoort naar tolpoort. Van hun favoriete vakantieland lijken ze het liefst zo weinig mogelijk te willen zien. De landschappen suizen met een vaartje van zo'n 100 km per uur aan hun raampjes voorbij. Een eerste klas reisavontuur. Even spannend als het zitten in een bushokje.
Zo niet voor Julio Cort?zar en Carol Dunlop. Dit schrijvers/fotografen-echtpaar pakte het plan op om de Autoroute du Soleil van Parijs naar Marseille te ontdekken, als waren ze Magellaen zelf. Deze Portugees voer als eerste in de 16e eeuw om Vuurland heen. Cort?zar en Dunlop namen er in het voorjaar van 1982 33 dagen tijd voor hun auto-expeditie naar de Cote d'Azur. Elke parkeerplaats, elke 'aire' zouden ze bezoeken als welkome eilanden. Rijden en slapen deden ze in een oude tot camper omgebouwde volkswagenbus. Ze schreven en fotografeerden er een hoogst origineel, hilarisch, fantasierijk reisverslag over, dat tegelijk een hommage is aan de liefde tussen de twee gezellen, van wie Dunlop in die tijd haar levensdagen al aftelde vanwege een dodelijke ziekte. Een vermakelijk, maar ook diepzinnig en ontroerend reisjournaal.

De beide reizigers vatten hun taak serieus op en spiegelden zich aan de expedities van weleer. Aan het toeval werd weinig overgelaten door een intensieve voorbereiding. Eerst werd schriftelijk, zoals destijds ook gebruikelijk in Magellaen’s tijd, autoriteiten om toestemming gevraagd. Herhaalde brieven aan de directie van de Autoroute om op een enkel tolkaartje enkele weken lang op snelweg te mogen blijven, bleven echter onbeantwoord. Het reisjournaal werd net zo nauwlettend opgetekend als de wereldreizigers dat toen deden: data, plaatsnamen, aankomst- en vertrektijden, ‘wetenschappelijke’ waarnemingen, voedselgebruik, en in welke windrichting Fafner stond, hun kampeerbus met zijn po?tische naam. ‘We beseffen dat we een territorium aan het veroveren zijn dat we Parkinglandia zouden kunnen noemen.’
Zichzelf en de kleren wasten Cort?zar en Dunlop bij wc-kranen, de meest merkwaardige ontmoetingen deden zich voor op de aires en soms werd het niet-ongevaarlijke nachtleven in een camper op de parkeerplaats hen teveel en namen de auteurs hun toevlucht tot de luxe van een nachtje in een hotel.

De grootste verrassing en prachtige vondst in dit boek zijn de door het reisjournaal gestrooide brieven van mamma aan Eusebius. De vrouw van een gepensioneerd echtpaar schrijft haar zoon in Canada. In mooi geschreven epistels doet ze de familieperikelen uit de doeken. Maar het allerleukste in de correspondentie is wat mamma allemaal te vertellen heeft aan zoonlief over dat kampeerbusje met een Parijs kenteken. Regelmatig bespeurt ze het op weer een andere parkeerplaats, wanneer zij en haar man op weg naar familie delen van de autoroute berijden. Mamma weet niet wat ervan te denken en fantaseert er lustig op los wat voor mensen dat toch zouden zijn. Cort?zar en Dunlop brengen het tot een goed einde, nemen met weemoed afscheid van hun geliefde autoroute en concluderen dat de reis wel erg kort geduurd heeft.

Zo’n buitengewoon liefderijk, ontwapenend, po?tisch, fantasierijk ?n diepzinnig reisjournaal heb ik zelden gelezen. Geen verhaal over een trektocht door Mongoli?, per boot de Ganges af of door de oerwouden van Congo. Nee, gewoon over de snelweg om de hoek, een route die Nederlanders kunnen dromen, maar nog nooit zo hebben durven zien en ervaren als Cort?zar en Dunlop. Lees dit boek en de rit naar N?mes krijgt definitief een nieuwe dimensie.
13 juli 2004