Krassen op de lens
Depth of Field. A.D. Coleman. (uitg. University of New Mexico Press, 197 p.)
Het fotowerk van Edward C. Curtis wordt wel als het meest ambitieuze in de geschiedenis van de fotografie aangemerkt. Hij legde in 40.000 foto's aan het einde van de 19e eeuw het leven vast van de Amerikanen in Noord-Amerika. 2.500 ervan kregen een plek in 20 boeken, die als The North American Indian werden gepubliceerd. Het eerste deel verscheen in 1907, het laatste in 1930. Curtis wilde als een antropoloog, hoewel die wetenschap nog nauwelijks bestond, het leven van de indianen vastleggen. Het fotoproject duurde 25 jaar, vernietigde zijn gezondheid en liet hem in armoede achter.
De portretten die Curtis van de Indianen van talloze stammen maakte, zijn pure geografie van het menselijk gezicht. Geniale beelden die vastleggen wat de geportretteerde mensen doormaakten, ervoeren, wensten, dachten. Hele levens weerspiegeld in de ogen en de trekken van één mens. Behalve de portretten legde Curtis het dagelijks leven van de Indianen vast. Hun rituelen, artefacten, kleren, behuizing (veelal de klassiek ronde tenten), boten.
Was Curtis een fotograaf of een antropoloog avant-la-lettre? Vraagt A.D. Coleman zich af in zijn boek Depth of Field. Daarin schrijft hij een essay over Curtis fotowerk. In ‘Depth of Field’ roert Coleman nog andere controversiële kwesties van de fotografie aan. Onder meer: het doodverklaarde werk van fotograaf William Mortensen; een kleine historie van de fotografie; wat fotojournalistiek precies is; het redigeren van foto’s en de ethiek van straatfotografie. Coleman lezen is een doordachte en verlichtende kijk achter de camera.
Coleman, fotografiecriticus voor de ''New York Observer, is van mening dat Curtis antropoloog was en geen kunstfotograaf, hoe uitmuntend zijn foto'ss ook waren. Hij gebruikte de fotografie weliswaar op een briljante manier, maar alleen als één van de gereedschappen en methodes om zijn werk te doen. En een tweede cruciale vraag is of Curtis fotografie authentieke documenten zijn of picturale fictie? In elk geval, concludeert Coleman, Curtis' foto's zijn allesbehalve objectief.
Interessant is zijn essay over lenscultuur: hoe onze samenleving is veranderd door het ontdekken van de lens. Onze werkelijkheid wordt eigenlijk alleen nog maar waargenomen door achter elkaar liggende (vergrotings)glazen in een bredere of smallere buis: fototoestellen, filmcamera’s, tv-camera’s. Ons hele leven is er van doordrenkt. Zodra er een lens in de buurt is gedragen mensen zich bovendien heel anders dan op welk ander moment ook. Ze nemen wel dan niet ‘spontane’ poses aan. Elk beeld van mensen dichtbij is theater. Zelfs de -antropologische- beelden van Curtis zijn in die betekenis allesbehalve objectief.
Coleman ontzenuwt de mythe dat fotografen die het dagelijks leven in beeld brengen documentairefotografie plegen. Documentaire fotografie vereist in Coleman’s ogen een duidelijk bij de fotograaf voor ogen staand project, dat hij goed voorbereidt om inhoudelijk kennis op te doen over zijn onderwerp en zich er in inleeft. En dan minstens over langere tijd zijn onderwerp in beeld brengt. Anders zijn het gewoon fotojournalisten, zegt Coleman, die met een of enkele beelden van een gebeurtenis hooguit de dagelijkse actualiteit vastleggen.
Het aardige van Coleman’s essays zijn de citaten van veel andere critici en fotografievorsers. Zo neemt de lezer niet alleen kennis van het subjectieve oordeel van Coleman, maar kan zijn kritiek toetsen aan die van andere critici en fotografiekenners. Bovendien heeft de auteur bij elk hoofdstuk een uitgebreid noten- en literatuuroverzicht gevoegd. Zeer uitnodigend om zelf verder te lezen en te kijken. Hoewel fotografie een wereldfenomeen is, Coleman’s onderwerpen veelomvattend en universeel zijn, kenmerken deze essays zich sterk door Westerse en vooral Amerikaans gerichtheid. Dat maakt het boek er weliswaar niet minder interessant door, eerder is het een kenmerkend bewijs van hoe Coleman door een eenogige spiegelreflex de wereld bekijkt. Er zijn meer fotogeschiedenissen dan die van Fox Talbot of Niepce. Er zijn nog tal van culturen waar de lens (nog) geen rol speelt. De essayist heeft zich leesbaar niet in andere fotoculturen verdiept dan die alleen van West-Europa en Noord-Amerika. Coleman gaat eraan voorbij dat Japan en Afrika ook een boeiende fotohistorie bezitten. Deze eenzijdigheid maakt Coleman's lens troebel, weliswaar daardoor veel eigen fantasie vraagt om er doorheen te kijken, maar ook grote delen onbelicht laat in dit boek met de titel Scherptediepte.
Een boek van 240 pagina's met foto's van 'Sherrif' Edward S. Curtis, met een inleiding door onder andere Theodoor Roosevelt, is verschenen bij uitgeverij Taschen. Engelse, Duitse en Franse tekst.
Laurens
De portretten die Curtis van de Indianen van talloze stammen maakte, zijn pure geografie van het menselijk gezicht. Geniale beelden die vastleggen wat de geportretteerde mensen doormaakten, ervoeren, wensten, dachten. Hele levens weerspiegeld in de ogen en de trekken van één mens. Behalve de portretten legde Curtis het dagelijks leven van de Indianen vast. Hun rituelen, artefacten, kleren, behuizing (veelal de klassiek ronde tenten), boten.
Was Curtis een fotograaf of een antropoloog avant-la-lettre? Vraagt A.D. Coleman zich af in zijn boek Depth of Field. Daarin schrijft hij een essay over Curtis fotowerk. In ‘Depth of Field’ roert Coleman nog andere controversiële kwesties van de fotografie aan. Onder meer: het doodverklaarde werk van fotograaf William Mortensen; een kleine historie van de fotografie; wat fotojournalistiek precies is; het redigeren van foto’s en de ethiek van straatfotografie. Coleman lezen is een doordachte en verlichtende kijk achter de camera.
Coleman, fotografiecriticus voor de ''New York Observer, is van mening dat Curtis antropoloog was en geen kunstfotograaf, hoe uitmuntend zijn foto'ss ook waren. Hij gebruikte de fotografie weliswaar op een briljante manier, maar alleen als één van de gereedschappen en methodes om zijn werk te doen. En een tweede cruciale vraag is of Curtis fotografie authentieke documenten zijn of picturale fictie? In elk geval, concludeert Coleman, Curtis' foto's zijn allesbehalve objectief.
Interessant is zijn essay over lenscultuur: hoe onze samenleving is veranderd door het ontdekken van de lens. Onze werkelijkheid wordt eigenlijk alleen nog maar waargenomen door achter elkaar liggende (vergrotings)glazen in een bredere of smallere buis: fototoestellen, filmcamera’s, tv-camera’s. Ons hele leven is er van doordrenkt. Zodra er een lens in de buurt is gedragen mensen zich bovendien heel anders dan op welk ander moment ook. Ze nemen wel dan niet ‘spontane’ poses aan. Elk beeld van mensen dichtbij is theater. Zelfs de -antropologische- beelden van Curtis zijn in die betekenis allesbehalve objectief.
Coleman ontzenuwt de mythe dat fotografen die het dagelijks leven in beeld brengen documentairefotografie plegen. Documentaire fotografie vereist in Coleman’s ogen een duidelijk bij de fotograaf voor ogen staand project, dat hij goed voorbereidt om inhoudelijk kennis op te doen over zijn onderwerp en zich er in inleeft. En dan minstens over langere tijd zijn onderwerp in beeld brengt. Anders zijn het gewoon fotojournalisten, zegt Coleman, die met een of enkele beelden van een gebeurtenis hooguit de dagelijkse actualiteit vastleggen.
Het aardige van Coleman’s essays zijn de citaten van veel andere critici en fotografievorsers. Zo neemt de lezer niet alleen kennis van het subjectieve oordeel van Coleman, maar kan zijn kritiek toetsen aan die van andere critici en fotografiekenners. Bovendien heeft de auteur bij elk hoofdstuk een uitgebreid noten- en literatuuroverzicht gevoegd. Zeer uitnodigend om zelf verder te lezen en te kijken. Hoewel fotografie een wereldfenomeen is, Coleman’s onderwerpen veelomvattend en universeel zijn, kenmerken deze essays zich sterk door Westerse en vooral Amerikaans gerichtheid. Dat maakt het boek er weliswaar niet minder interessant door, eerder is het een kenmerkend bewijs van hoe Coleman door een eenogige spiegelreflex de wereld bekijkt. Er zijn meer fotogeschiedenissen dan die van Fox Talbot of Niepce. Er zijn nog tal van culturen waar de lens (nog) geen rol speelt. De essayist heeft zich leesbaar niet in andere fotoculturen verdiept dan die alleen van West-Europa en Noord-Amerika. Coleman gaat eraan voorbij dat Japan en Afrika ook een boeiende fotohistorie bezitten. Deze eenzijdigheid maakt Coleman's lens troebel, weliswaar daardoor veel eigen fantasie vraagt om er doorheen te kijken, maar ook grote delen onbelicht laat in dit boek met de titel Scherptediepte.
Een boek van 240 pagina's met foto's van 'Sherrif' Edward S. Curtis, met een inleiding door onder andere Theodoor Roosevelt, is verschenen bij uitgeverij Taschen. Engelse, Duitse en Franse tekst.
Laurens
27 november 2004