De Bakfiets.
Column. LaurensR.
Ooit smaakte ik de eer door een bekende schrijver te worden uitgenodigd voor de presentatie van zijn nieuwe boek. De schrijver was een beminnelijk mens, zijn boek eveneens, alleen de officiële lancering van een nieuw meesterwerk kon van mij gestolen worden. Toch was mijn nieuwsgierigheid geprikkeld. Ik moest het maar eens meemaken. Ik wist natuurlijk wel beter; ik dacht, dat wordt een happening bij Het Lieverdje in Amsterdam. Wel naast Het Lieverdje, maar geen happening. Een dooie boel met wijn, jus en slappe krakelingen. Het ging duidelijk niet bijster goed in de uitgeversbusiness. De keuze van de plek van handeling, een gerenommeerde hoofdstedelijke boekhandel kon nog begrepen worden als de meest voor de hand liggende locatie. Ook hier echter dacht ik: mooi goedkoop.
Wie waren er allemaal? Ik natuurlijk, de schrijver die ik van gezicht en stem kende en een overzichtelijk groepje mensen, hekenbaar van de literaire strips van Peter van Straaten. De naar roem smachtende Grachtengordelmens dus, terwijl de schrijver zelf zich prima thuis voelde in zijn provinciestadje. Toen begon het.
Een andere bekende schrijver, wiens boeken en gezicht ik ook kende sprak de andere schrijver, wiens nieuweling nu ten doop werd gehouden, toe. Een toespraak vol zinnen met twintig komma’s, archaïsche woorden, erudiete dikdoenerij over de klassieken. Iedereen begon te schuifelen en ging met zijn ogen op zoek naar al die 100-en uitgaven om hen/haar heen, die met hun ruggen opeens meer belangstelling trokken dan ook maar 1 zin van deze redenaar. Toen moest de schrijver zelf ook wat zeggen. Dat was kort, waarna iedereen zijn boek 'mocht' kopen en er door hem iets in laten schrijven.
De grote stapel naast hem op tafel bleef een grote stapel. Wachtte iedereen soms op een gratis exemplaar? Moest je dan misschien blijven tot na 12-en? Of moest de uitgeefster je gezicht kennen? Ik wilde een gesigneerd exemplaar en trok mijn knip. De bekende schrijver toonde zijn aangename verrassing toen ik zei wie ik was en hij een toepasselijke tekst op het voorblad schreef. Ik keek achter me, verwachtte een lange rij met mensen en boek. Ik was de enige. Was ik de mores van de Grachtengordel, het uitgeverswezen, het schrijverschap, een boekpresentatie vreemd?
Ik trok mijn teleurgestelde gezicht in een enthousiastere pose en vroeg de schrijver wie zijn uitgever was. Hij wees me een vrouw. Haar vroeg ik of ze er interesse in had via het tijdschrift waarvoor ik toen werkte een soort lezersaanbieding te doen voor korting op dit nieuwe boek van de schrijver, die de lezers van het magazine kenden als columnist. Een groots idee, leek het haar. Ik kreeg 10 namen en 20 telefoonnummers opgelepeld en moest morgen maar opbellen. Mijn telefoonrekening ben ik nog nooit te boven gekomen, maar van een bon met lezerskorting is het nooit gekomen. Kastje en muur enzo. Anderen konden daar alleen over beslissen, de opgebelde nooit. Met een dikke kater van 2 glaasje jus strompelde ik door een laagje sneeuw naar de parkeergarage.
Regelmatig trekt de naam van de schrijver mijn aandacht op de planken van De Slegte. Dat is je lot als je een nieuw literair meesterwerk, een grootse bijdrage aan de Nederlandse cultuur, niet de lezer aanbiedt, maar je vriendjes uit de hoofdstad. Omdat ik erbij was wist ik van de nieuwe titel. In de boekenzaak had ik er niet naar gezocht. De schrijver had geluk met een recensie. Normaal gesproken had de drukker het direct naar de veramsjer kunnen kruien.
Als ik schrijver was en mijn nieuweling wilde dopen huurde ik een bakfiets of bestelauto met megafoon. Reed door dorpen en steden met mijn hoogopgetaste stapels en een handtas vol vulpenvullingen. Ik schreeuwde mijn titel, mijn naam, mijn nieuweling, mijn hoofdpersoon, mijn thema, mijn wervende taal van de achterflap van de daken. Bij het Lieverdje en ?s Mem, onder de Peperbus en voor de St. Servaas. Als ik schrijver was, dan was ik vrij van geest, dan schreef ik uit mijn kunstenaarschap mijn literatuur. Dan schreef ik elk woord, zoals ik wilde dat het eruit zag en op de plek waar ik dat wilde. En ik liet me na deze vrije kunstuiting niet in de luren leggen door een uitgever, die de zolder van een boekenzaakje goed genoeg vond om mijn meesterwerk ‘onder de aandacht te brengen’.
Schrijvers, alstublieft, wordt eens volwassen en zelfstandige kunstenaars, ook buiten je schrijfhok. Laat mij, lezer-met-de pet, weten wie je nieuweling is. Kom door mijn straat. Sta op mijn marktplein. Klim in mijn stadstoren. Hang een spandoek op elke rotonde. Je wilt toch gekocht en gelezen worden?
Wie waren er allemaal? Ik natuurlijk, de schrijver die ik van gezicht en stem kende en een overzichtelijk groepje mensen, hekenbaar van de literaire strips van Peter van Straaten. De naar roem smachtende Grachtengordelmens dus, terwijl de schrijver zelf zich prima thuis voelde in zijn provinciestadje. Toen begon het.
Een andere bekende schrijver, wiens boeken en gezicht ik ook kende sprak de andere schrijver, wiens nieuweling nu ten doop werd gehouden, toe. Een toespraak vol zinnen met twintig komma’s, archaïsche woorden, erudiete dikdoenerij over de klassieken. Iedereen begon te schuifelen en ging met zijn ogen op zoek naar al die 100-en uitgaven om hen/haar heen, die met hun ruggen opeens meer belangstelling trokken dan ook maar 1 zin van deze redenaar. Toen moest de schrijver zelf ook wat zeggen. Dat was kort, waarna iedereen zijn boek 'mocht' kopen en er door hem iets in laten schrijven.
De grote stapel naast hem op tafel bleef een grote stapel. Wachtte iedereen soms op een gratis exemplaar? Moest je dan misschien blijven tot na 12-en? Of moest de uitgeefster je gezicht kennen? Ik wilde een gesigneerd exemplaar en trok mijn knip. De bekende schrijver toonde zijn aangename verrassing toen ik zei wie ik was en hij een toepasselijke tekst op het voorblad schreef. Ik keek achter me, verwachtte een lange rij met mensen en boek. Ik was de enige. Was ik de mores van de Grachtengordel, het uitgeverswezen, het schrijverschap, een boekpresentatie vreemd?
Ik trok mijn teleurgestelde gezicht in een enthousiastere pose en vroeg de schrijver wie zijn uitgever was. Hij wees me een vrouw. Haar vroeg ik of ze er interesse in had via het tijdschrift waarvoor ik toen werkte een soort lezersaanbieding te doen voor korting op dit nieuwe boek van de schrijver, die de lezers van het magazine kenden als columnist. Een groots idee, leek het haar. Ik kreeg 10 namen en 20 telefoonnummers opgelepeld en moest morgen maar opbellen. Mijn telefoonrekening ben ik nog nooit te boven gekomen, maar van een bon met lezerskorting is het nooit gekomen. Kastje en muur enzo. Anderen konden daar alleen over beslissen, de opgebelde nooit. Met een dikke kater van 2 glaasje jus strompelde ik door een laagje sneeuw naar de parkeergarage.
Regelmatig trekt de naam van de schrijver mijn aandacht op de planken van De Slegte. Dat is je lot als je een nieuw literair meesterwerk, een grootse bijdrage aan de Nederlandse cultuur, niet de lezer aanbiedt, maar je vriendjes uit de hoofdstad. Omdat ik erbij was wist ik van de nieuwe titel. In de boekenzaak had ik er niet naar gezocht. De schrijver had geluk met een recensie. Normaal gesproken had de drukker het direct naar de veramsjer kunnen kruien.
Als ik schrijver was en mijn nieuweling wilde dopen huurde ik een bakfiets of bestelauto met megafoon. Reed door dorpen en steden met mijn hoogopgetaste stapels en een handtas vol vulpenvullingen. Ik schreeuwde mijn titel, mijn naam, mijn nieuweling, mijn hoofdpersoon, mijn thema, mijn wervende taal van de achterflap van de daken. Bij het Lieverdje en ?s Mem, onder de Peperbus en voor de St. Servaas. Als ik schrijver was, dan was ik vrij van geest, dan schreef ik uit mijn kunstenaarschap mijn literatuur. Dan schreef ik elk woord, zoals ik wilde dat het eruit zag en op de plek waar ik dat wilde. En ik liet me na deze vrije kunstuiting niet in de luren leggen door een uitgever, die de zolder van een boekenzaakje goed genoeg vond om mijn meesterwerk ‘onder de aandacht te brengen’.
Schrijvers, alstublieft, wordt eens volwassen en zelfstandige kunstenaars, ook buiten je schrijfhok. Laat mij, lezer-met-de pet, weten wie je nieuweling is. Kom door mijn straat. Sta op mijn marktplein. Klim in mijn stadstoren. Hang een spandoek op elke rotonde. Je wilt toch gekocht en gelezen worden?
9 februari 2004
Een leuke en voor mij herkenbare column.
Maar de meeste schrijvers zullen zich deze feestjes niet laten afnemen.
Maar de meeste schrijvers zullen zich deze feestjes niet laten afnemen.
door Kees van Kortenhof,
2 maart 2004, 22:10